Welke elektrode voor welke toepassing?

Bij de selectie van staafelektroden moet er rekening worden gehouden met materiaalgerelateerde en lastechnische aspecten.

 

Kort overzicht

Type

Benaming

Definitie

R, RR

Rutiel

Standaardelektrode voor universeel gebruik, fijndruppelige tot middeldruppelige overgang, goede mechanische kwaliteitswaarde, lasposities PA, PB, PC, PE en PF (PG slechts beperkt)

RB

Basisch-rutiel

Wordt gebruikt bij bereikbare hoge taaiheidswaarden en een universeel gebruik met hoge eisen aan de lasser en nabewerking van de lasnaad

B

Basisch

Wordt gebruikt voor hoge mechanische kwaliteitswaarden, middel- tot grootdruppelige overgang, slecht op te lossen slakken, in alle posities mogelijk. Houd rekening met de drogingstijd van elektroden

RC

Rutiel-cellulose

Wordt gebruikt als vervanging van rutiele elektroden voor een veilige PG-laspositie, beperkte slakvorming, hogere eisen aan de lasser en nabewerking van lasnaden

C

Cellulose

Overwegend gebruikt voor grondlasnaden aan buisverbindingen (pipeline-lassen) in positie PG, goede mechanische kwaliteitswaarde, middeldruppelig, nagenoeg geen slakken

Selectie volgens lastechnische aspecten

Elk elektrodetype heeft hele specifieke laseigenschappen en wordt daarom ook voor heel specifieke lasopdrachten gebruikt.

 

De cellulose-elektrode (C)

De cellulose-elektroden (C) wordt dankzij hun geschiktheid voor verticaal neergaand lassen (pos. PG) gebruikt en het lassen van rondlasnaden op buizen met grotere diameters. Het ideale toepassingsgebied is de constructie van pipelines. In vergelijking met verticaal opgaand lassen (PF-positie) kunnen er voor de grondlagen relatief dikke elektroden (4 mm) worden gebruikt. Dit brengt financiële voordelen met zich mee. Een uniek voordeel van het rutiel-zure mengtype (RA) is de slakafname in nauwe voegen waar een compacte slak wordt ingeklemd en moeizaam dooft. De slak van het RA-type is op zich poreus en breekt onder de slakkenhamer in kleine stukjes die vervolgens gemakkelijk te verwijderen zijn.

 

Rutielelektrode (R, RR)

De bijzondere eigenschappen van de rutielelektrode (R, RR), namelijk de goede herontsteking, de gemakkelijke verwijdering van slakken en het goede naaduiterlijk, zijn bepalend voor de toepassingen. Dit zijn hechtwerkzaamheden, zoals het lassen van hoeklassen en deklagen, waarbij het aankomt op volledige slakverwijdering en goed naaduiterlijk.

 

Het rutiel-cellulosetype (RC)

Het rutiel-cellulosetype (RC) kan op alle posities, inclusief bij verticaal neergaand lassen, worden gebruikt. Dit elektrodetype is daarom universeel inzetbaar, vooral bij montagewerkzaamheden. Vooral de dik beklede variant, die op het gebied van naaduiterlijk aan hogere vereisten voldoet, wordt daarom in kleinere bedrijven vaak als all-roundelektrode gebruikt.

 

De rutielbasische elektrode (RB)

De rutielbasische elektrode (RB) is dankzij de iets dunnere bekleding en de bijzondere karakteristiek ideaal voor het lassen van grondlagen en het lassen in de PF-positie. Een ideaal toepassingsgebied is daarom de constructie van buisleidingen met kleine en middelgrote diameters.

 

De basische elektrode (B)

De basische elektrode (B) is geschikt voor lassen in alle posities. De speciale types zijn zelfs geschikt voor verticaal neergaand lassen. Overigens is het naaduiterlijk iets minder in vergelijking met andere types. Daarentegen heeft het lasmateriaal een "interne waarde". Van alle elektrodetypes bezitten de basische elektroden de beste taaiheidseigenschappen en de beste scheurbestendigheid van het lasmateriaal. Ze worden daarom vaak gebruikt bij toepassingen met moeilijke lasgeschiktheid van basismaterialen, bijv. bij staalsoorten met beperkte lasgeschiktheid of bij grote plaatdiktes. Ze worden ook gebruikt bij toepassingen die een grote taaiheid van de verbinding vereisen, bijv. bij bouwwerken die aan lage temperaturen zullen worden blootgesteld. Het lage waterstofgehalte maakt dit type ook uiterst geschikt voor het lassen van staalsoorten met een hoge sterkte.

 

Selectie volgens materiaalgerelateerde aspecten

De sterkte- en taaiheidseigenschappen van het basismateriaal moeten over het algemeen ook in het lasmateriaal worden bereikt. Om de keuze van de elektrode in dit opzichte te vereenvoudigen, geeft de norm NEN-EN ISO 2560-A naast de volledige benaming van staafelektroden ook aanwijzingen over de minimale waarden voor de rekgrens, treksterkte en taaiheid van het lasmateriaal en worden er enkele laseigenschappen beschreven.

Zo heeft bijvoorbeeld de korte benaming E 46 3 B 42 H5 de volgende betekenis: De staafelektrode voor elektrode lassen (E) heeft een rekgrens van minstens 460 N/mm2, een treksterkte tussen 530-680 N/mm2 en een minimaal uitzettingsvermogen van 20 % (46). Een kerfslagwaarde van 47 Joule wordt tot een temperatuur van -30 °C bereikt (3). De elektrode is basisch bekleed (B). Nu volgen enkele niet-verplichte gegevens over de opbrengst en stroomgeschiktheid van de elektrode. De in het voorbeeld genoemde staafelektrode heeft een opbrengst van 105 tot 125 % en kan alleen met gelijkstroom (4) voor lassen in alle posities, behalve voor verticaal neergaand lassen, worden gebruikt (2). Het waterstofgehalte van het lasmateriaal is lager dan 5 ml/100 g/lasmateriaal (H5). Wanneer het lasmateriaal naast mangaan nog andere legeringselementen bevat, dan wordt dit voor het symbool van het bekledingstype met het symbool van het chemische element aangegeven en indien nodig met een cijfer voor het procentuele gehalte (bijv. 1Ni).

Een laag waterstofgehalte is belangrijk voor het lassen van staalsoorten, die tot waterstofgeïnduceerde scheurvorming neigen, zoals bijvoorbeeld staalsoorten met een hoge sterkte. Hier geeft het symbool voor het waterstofgehalte de vereiste informatie.

Vergelijkbare symboolsystemen zijn er ook voor hoogvaste elektroden (NEN-EN ISO 18275), hittevaste elektroden (NEN-EN ISO 3580-A) en corrosievaste elektroden (NEN-EN ISO 3581-A). Bij de hittevaste en corrosievaste elektroden moeten, naast de sterkte-eigenschappen, ook de hittebestendigheids- of corrosie-eigenschappen van de lasmaterialen overeenkomen met die van de basismaterialen. Hierbij geldt de regel dat het lasmateriaal soortgelijk of iets hoger gelegeerd moet zijn dan het basismateriaal.

 

Handboek lastoevoegmaterialen downloaden